Diepte ondersteuning
Het kan zich bij complexe problematiek voordoen dat de basisondersteuning ontoereikend is om het onderwijsleerproces van een leerling voldoende te kunnen ondersteunen.
Eerste signalen van een grotere ondersteuningsbehoefte kunnen zich voordoen aan de hand van het dossier en de intake. Gedurende het schooljaar kunnen ook signalen vanuit de mentor, ouders/verzorgers, leerling zelf of andere betrokkenen (waaronder medewerkers in school) aanleiding geven tot bespreking van de leerling. Deze signalen worden eerst besproken tijdens het casemanager overleg. Indien de ondersteuning breder of ernstiger is en er tijdens deze overlegmomenten vragen blijven bestaan, dan wordt een leerling door de mentor aangemeld bij de commissie van begeleiding. Tijdens bespreking van de leerling in de commissie van begeleiding kan dan besloten worden extra ondersteuning in te zetten. Het gaat dan om het organiseren en/of het uitvoeren van extra begeleiding en kortdurende interventies.
Extra ondersteuning kan bestaan uit het intensiveren van het mentorcontact, aanpassen van het OPP of het rooster, individuele begeleiding door de orthopedagoog en contact met betrokken hulpverlening met als doel te komen tot een betere afstemming en/of aanpassing van de begeleiding.
Binnen school is er de mogelijkheid om bij problemen betreffende middelengebruik of verslaving de Brijderstichting in te schakelen om op school (laagdrempelig) eerste oriënterende gesprekken te voeren.
Indien er, ook na inzetten van extra ondersteuning (specifieke, op het individu gerichte begeleiding) of vanuit de commissie van begeleiding zorgen blijven bestaan en de ondersteuningsbehoeften van de leerling het ondersteuningsaanbod van de school overstijgen, dan wordt er een multidisciplinair overleg (MDO) gepland met alle betrokkenen rondom de leerling.
In een MDO kan vanuit nog meer disciplines en ervaringen gekeken worden welke mogelijkheden er zijn om tegemoet te komen aan de ondersteuningsbehoeften van de leerling en/of de ouders en/of die van school.